Het is van groot belang dat bestuurders hun afspraken vastleggen in een managementovereenkomst. Dit belang werd recent nog maar weer eens aangetoond in de zaak van een familiebedrijf dat werd bestuurd door twee broers: Joris en Jaap. In de managementovereenkomst waaraan zij zich hebben gecommitteerd, is bepaald dat deze eindigt op 1 januari, volgende op het jaar dat een bestuurder 67 jaar wordt. Jaap is 67 jaar geworden in 2022. Joris zegt daarom – namens de vennootschap – de managementovereenkomst met hem op per 1 januari 2023. Jaap weigert echter om na 1 januari 2023 zijn bestuursfunctie neer te legen. Volgens hem kan zijn broer de managementovereenkomst niet namens de vennootschap opzeggen, omdat dit kwalificeert als een bestuursbesluit, dat zij samen moeten nemen.
Wat oordeelt de rechter?
De rechter gaat hier niet in mee. Het was voor Jaap duidelijk wat de gevolgen waren van de afspraken waarvoor hij getekend heeft in de managementovereenkomst. Van hem kan daarom worden verwacht dat hij deze afspraken nakomt. Ten overvloede merkt de rechter op dat ook als er inderdaad een bestuursbesluit zou moeten worden genomen, Jaap vanwege een tegenstrijdig belang niet betrokken zou worden bij de besluitvorming. Het gelijk is aan Joris. Jaap wordt geschorst en mag de vennootschap niet meer vertegenwoordigen. Ook heeft hij geen toegang meer tot de bedrijfspanden, -systemen en -gegevens.
Zouden Joris en Jaap de afspraak dat een bestuurder op 67-jarige leeftijd met pensioen gaat niet hebben vastgelegd in de managementovereenkomst? Dan was er een niet gemakkelijk op te lossen impasse ontstaan tussen de twee bestuurders. Joris, althans de vennootschap, had dan geen contractuele grond gehad om de managementovereenkomst op te zeggen.