De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over de zzp’er. Zo kondigde de Belastingdienst aan overeenkomsten tussen opdrachtgevers en (schijn)zelfstandigen te gaan beoordelen. Door de Hoge Raad is in een aantal spraakmakende uitspraken duidelijk gemaakt onder welke condities er sprake is van een ‘echte’ zzp’er. Een van die aspecten is of de verrichte werkzaamheden ingebed zijn in de organisatie. Daarnaast is van belang of er sprake is van loonbetaling, een gezagsverhouding en of de werkzaamheden persoonlijk verricht moeten worden. Zo ja, dan vormt dat een aanwijzing voor een arbeidsverhouding.
De Belastingdienst gaat de controle en handhaving op schijnzelfstandigheid intensiveren en in 2025 wordt het handhavingsmoratorium opgeheven. Kortgezegd houdt dit moratorium in dat de Belastingdienst nauwelijks handhaaft bij schijnzelfstandigheid en in beginsel geen correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen oplegt. Als het handhavingsmoratorium wordt opgeheven, gaat de Belastingdienst wel weer handhaven bij schijnzelfstandigheid. Stel, dat de overeenkomst die u hebt gesloten met een zzp’er wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Wat zijn dan de gevolgen?
Gevolgen
Als de Belastingdienst schijnzelfstandigheid constateert, krijgt u een aanwijzing om de arbeidsverhouding aan te passen. Als u hiertoe geen maatregelen neemt, kan de Belastingdienst overgaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag vanaf de datum van de aanwijzing. Een boete is dan (nog) niet aan de orde. Voor de zzp’er betekent het feit dat hij/zij wordt aangemerkt als werknemer dat de fiscale voordelen (ondernemersfaciliteiten) komen te vervallen. Dit kan gevolgen hebben voor de inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting en de toeslagen vallen, anders dan de loonheffing, niet onder het handhavingsmoratorium. Kortom, het is zowel voor u als voor de zzp’er van belang om te verifiëren of er geen sprake is van schijnzelfstandigheid.