In de praktijk vinden er veel zogenaamde ‘turboliquidaties’ plaats. Dit is een ontbinding van een rechtspersoon zonder dat een vereffening hoeft plaatst te vinden. Dit kan betekenen dat een rechtspersoon van de ene op de andere dag is ontbonden en uitgeschreven. In sommige gevallen kan er dan nog een schuldeiser zijn of is er soms toch nog een bate. In dat geval kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. Deze vereffenaar kan de rechten van de rechtspersoon tijdelijk weer geldend maken, zodat de schuld kan worden voldaan of de bate kan worden ontvangen. Tijdens deze periode van vereffening wordt aan de naam van de rechtspersoon ‘in liquidatie’ toegevoegd.
Hoe werkt dit in de praktijk?
Hoe gaat dit nu in de praktijk in zijn werk? De belanghebbende dient een verzoekschrift in bij de rechtbank, die vervolgens zal beoordelen of de verzoeker voldoende belang heeft bij de heropening. De verzoeker moet aantonen dat er een niet vereffende bate is, of – in het geval de belanghebbende een schuldeiser is – dat er liquidatiesaldo aan de rechthebbende is uitgekeerd, dat kan worden teruggevorderd. Wanneer de rechtbank besluit de vereffening te heropenen en een vereffenaar te benoemen, herleeft de rechtspersoon, maar uitsluitend met het doel de vereffening af te wikkelen. De vereffenaar is dan bevoegd om van alle gerechtigden het te veel aan saldo terug te vorderen.
Strengere eisen op komst
Er is onlangs een wet ingediend bij de Tweede Kamer die aanvullende eisen stelt aan turboliquidaties, waardoor schuldeisers beter worden beschermd. Daarin wordt voorgesteld dat het bestuur van een rechtspersoon die door een turboliquidatie is beëindigd, verplicht is om financiële verantwoording af te leggen en te deponeren bij de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven. Dit betreft meestal het Handelsregister. Mochten er redenen zijn om te veronderstellen dat de verantwoordingsplicht niet is nageleefd, dan kunnen de schuldeisers met machtiging van de kantonrechter de administratie van de ontbonden rechtspersoon inzien. Een andere voorgestelde wijziging betreft de situatie waarin schulden zijn achtergebleven na een turboliquidatie. In dat geval kunnen bestuurders een bestuursverbod opgelegd krijgen, als zij:
- niet aan de deponeringsplicht hebben voldaan;
- in aanloop van de ontbinding doelbewust een of meer schuldeisers aanmerkelijk hebben benadeeld, of
- herhaaldelijk betrokken zijn geweest bij een ontbinding zonder baten met achterlating van schulden of bij een faillissement en hen daarvan een persoonlijk verwijt treft.